Wet kinderopvang
Artikel 72
1
Het college van burgemeester en wethouders kan:
a
de houder die een verplichting als bedoeld bij of krachtens hoofdstuk 3, een aanwijzing onderscheidenlijk een bevel als bedoeld in artikel 65 of artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht niet nakomt dan wel handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 66, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 45 000;
b
de houder die een verplichting als bedoeld in artikel 28, vierde lid, niet nakomt een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 5000;
c
de ouder die een verplichting als bedoeld in artikel 28, eerste tot en met derde lid, niet nakomt een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 2269.
2
De hoogte van de bestuurlijke boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de overtreding de natuurlijke persoon of rechtspersoon verweten kan worden en de omstandigheden waarin die persoon verkeert. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
In afwijking van het eerste lid kan de overtreding van de houder niet met een bestuurlijke boete worden afgedaan, indien de overtreding opzettelijk of roekeloos geschiedt en een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft.
4
Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, komt toe aan de gemeente.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.